De epidemiologische beoordeling van CLD gaat met heel wat uitdagingen gepaard; zo denken we bijvoorbeeld aan het geven van een accurate inschatting van de frequentie van de aandoening. Sinds de eerste publicatie in 1960 waarin hygiënische lensverzorging en comfortabel lensgebruik met elkaar in verband werden gebracht, is het CLD-probleem een van de voornaamste redenen voor het stoppen met contactlenzen. Er zijn op dit moment naar schatting meer dan 140 miljoen contactlensgebruikers wereldwijd. Veel moeilijker te schatten is het aantal mensen dat vroeger contactlenzen heeft gebruikt en er daarna mee is gestopt omwille van CLD. Onderzoeken tonen aan dat tussen de 12% en 51% van de lensdragers stoppen met contactlenzen, met CLD als vaakst gemelde reden voor het stoppen.
De voorbije 50 jaar werd ontzettende vooruitgang geboekt op het vlak van polymeren, designs, vervangingsmogelijkheden en lensverzorging voor lenzen, maar het voorkomen of aanpakken van CLD vormt nog steeds een problematische uitdaging in de klinische praktijk. Een grote gebrek in de bestaande literatuur is het tekort aan informatie over contactlenzen die slechts op één parameter onderling van elkaar verschillen.
Het beperkte inzicht in de etiologie en het wederzijdse verband tussen signalen en symptomen maakt diagnose en management van CLD des te moeilijker. De bij het diagnosticeren van CLD gebruikte middelen en de verwachtingen van lensdragers veranderen voortdurend, waardoor het ook moeilijk wordt om conclusies te trekken of resultaten van meerdere onderzoeken onderling te vergelijken. Er zijn slechts weinig gevalideerde instrumenten voor het evalueren van comfort bij populaties lensdragers, en de gegevens die ze voortbrengen zijn vaak zeer variabel daar ze meestal steunen op wat een patiënt zich herinnert. Door het gebrek aan postmarketingsurveillancestudies, die longitudinaal onderzoek naar veel van de problemen rond CLD zouden mogelijk maken, is het bovendien niet mogelijk om tot betekenisvolle conclusies te komen over de invloed van technologische ontwikkelingen op CLD. Er is grote behoefte aan epidemiologisch onderzoek dat erop is gericht duidelijkheid te brengen in de natuurlijke incidentie en evolutie van CLD in landelijke en stedelijke populaties, in verschillende landen en bij verschillende rassen. Dit zou bijdragen tot een beter begrip van CLD en de ermee verband houdende risicofactoren.
Daar CLD in de eerste plaats wordt gemeld op basis van de symptomatologie en niet zozeer door observatie van tekenen, en zolang ook de precieze etiologie van CLD nog moet worden vastgesteld, is het gebruik van symptomen als uitkomstmaat passend. Het valt immers rechtstreeks terug op de ervaring van patiënten met contactlenzen, en hun motivatie om behandeling te zoeken en te gebruiken, los van de aanwezigheid van observeerbare tekenen. De frequentie en de intensiteit waarmee deze symptomen worden gemeld, kunnen worden beoordeeld aan de hand van vragenlijsten. Verder onderzoek is nodig en er dient overeenkomst te worden bereikt over een universele, eenduidige maatstaf voor CLD. De Contact Lens Dry Eye Questionnaire [vragenlijst over droge ogen bij contactlenzen] heeft op veel bijval kunnen rekenen en is mogelijk de meest aangewezen kandidaat voor een algemeen beoordelingsmiddel voor CLD.